top of page
< Terug naar het overzicht

Het verhaal van Peter

“Ik voel me altijd vrij.”

Voor de oorlog kende ik ook niet veel vrijheid, want mijn vader heeft elf jaar zonder werk gezeten. Van 1929 tot 1940. Toen was er namelijk een grote werkloosheid en dat was over de hele wereld. Tijdens de oorlog veranderde dat wel, toen was er juist veel werk. Maar armoe ken ik wel. Iedereen was arm in die tijd, dus dat verschil zag je niet zoveel. Dan ging je bijvoorbeeld poffen. Niet iedereen zal meer weten wat dat is, poffen. Je ging dan naar de kruidenier, want je moest boodschappen doen, eten en leven, maar je had geen geld. En dan vroeg je of hij dat op wilde schrijven. En dan ging ik aan het eind van de week, als mijn vader vanuit de steun zo’n 5 of 6 gulden kreeg, weer wat betalen. En als je je schulden bij de kruidenier op een gegeven moment niet kon betalen, dan ging je even naar een andere winkel om daar wat te kopen. Je moest eten, maar had niet genoeg geld om je schuld af te lossen bij je eigen kruidenier. En het opschrijven van je schulden heet poffen. Nu zijn we rijk, iedereen is rijk. Ik ben niet rijk, maar we zijn wel rijk. Als je terugkijkt dan voel ik me wel rijk.


Tijdens de bezetting kon je niet veel, je mocht niet veel. Je moest op tijd thuis zijn ’s avonds. Dan mocht je niet meer naar buiten na een bepaalde tijd. Om acht uur meestal tot ’s morgens een uur op zes. Dan moest je binnen blijven en ’s nachts hoorde je vliegtuigen overkomen. De hele hemel was wit van de vliegtuigstrepen. En je had angst, dat er eentje zou neerstorten of bommen lieten vallen of neergeschoten werden.


Er waren ook leuke dingen in de oorlog. Je kon vrij spelen, want alles moest donker blijven in de avond. Er mocht geen lichtje uit je raam komen. Lantaarns brandde niet. En als het erg donker was kon je eigenlijk niks meer zien. Daarom hadden ze witte ringen om de bomen en palen geschilderd, zodat je toch nog een beetje iets kon zien. En dan liep je met een knijpkatje dat mocht dan wel. Dat is een soort zaklampje.


Ik was zeven toen de oorlog uitbrak. Ik was nog een twaalf toen er vrede was. Mijn moeder was in verwachting tijdens de hongerwinter en mijn broertje werd geboren op 23 april 1945. Twee weekjes voor de bevrijding. Ik was de oudste en ik moest dan eten halen bij de gaarkeuken. Mijn moeder had extra voeding en als ik dan thuis kwam dan had ik de helft al opgegeten. Zo’n honger had je. We hebben aardappelschillen gegeten, bloembollen. Ik lust nog steeds geen knollen, omdat we suikerbieten gegeten hebben. Bieren en knollen, die eet ik niet.


Vrijheid betekent heel veel voor mij. Ik heb namelijk vijf jaar onder de druk van de Duitsers geleefd. En vrijheid is natuurlijk heerlijk. We hebben ervan genoten toen we bevrijd werden in mei 1945. We gingen kijken waar de Canadezen binnenkwamen. Dat was geweldig. Je was vrij. Je hoefde niet meer bang te zijn. Want dat was je, ’s nachts zeker.


Na de oorlog was het in Rotterdam een puinvlakte. Wij woonden een beetje in een buitenwijk, maar het centrum was helemaal plat. We gingen dan naar Cineac voor een kwartje om films te zien, tekenfilms. En dan liep je door het puin naar huis. Dat mocht al niet, want je moeder zei altijd: “Pas op voor je schoenen!”. Maar ja, je deed het toch.


Vrijheidsplayist

Land of Hope And Glory van Vera Lynn werd bij de bevrijding veel gespeeld. Het was een Engelse zangeres en de lieveling van de strijdkrachten (The Forces’ Sweetheart). Dit doet mij echt aan de bevrijding denken.


Fotografie: Jari Nuno

Vrijheidssongs​

Beluister en volg hieronder de Vrijheidsmaaltijden playlist op Spotify!

bottom of page